Almayers luchtkasteel van Joseph Conrad

Vijfentwintig jaar geleden kwam Kaspar Almayer vanuit Java naar Borneo met de postboot. Makassar was toen een bruisende handelsstad. En Almayer stond klaar om de wereld te veroveren.

Het duurde niet lang of Almayer hoorde de verhalen over Tom Lingard. Verhalen over zijn rijkdom en zijn Maleisische adoptiedochter. Nadat Almayer een jaar lang zaken had gedaan met Lingard, stelde deze hem voor om met zijn adoptiedochter te trouwen. Het stond Almayer enorm tegen om met een Maleisische te trouwen, maar de miljoenen die hij zou erven kon hij niet weerstaan. Hij zou zich – op het juiste moment – wel ontdoen van zijn vrouw.

De miljoenen van zijn schoonvader waren niet bestand tegen de Arabieren, die de handel in de regio wisten over te nemen. Verder gaf Lingard handenvol geld uit aan expedities in het binnenland op zoek naar goud. Lingard is al jaren niet meer in Makassar geweest. Is hij dood? Woont hij terug in Engeland? Almayer weet het niet. Alleszins is hij zo arm als een kerkrat. En leeft hij nog steeds met zijn vrouw.

Joseph Conrad (1857-1924), oftewel Józef Teodor Konrad Korzeniowski, was geboren in een verarmde aristocratische Poolse familie in Rusland (nu Oekraïne). Voor zijn debuut met ‘Almayers luchtkasteel’ had hij 20 jaar lang de wereldzeeën bezeild. Hoewel zijn zeemansengels ontoereikend was, schreef hij in het Engels. Aanvankelijk maakte Conrad veel fouten tegen de grammatica, maar hij was een snelle leerling.

Vandaag de dag is Conrad een van de belangrijkste romanschrijvers uit de Engelstalige literatuur. Hij was een stylist en beïnvloedde veel schrijvers na hem. Omdat hij niets wist over het leven in Engeland schreef hij over verre en exotische landen, waarbij hij putte uit zijn herinneringen en zijn vele reizen. In zijn hart bleef hij altijd een zeeman. En een buitenstaander.

Zijn karakters leven bijgevolg in een geïsoleerde positie. Zo is Kaspar Almayer de enige Nederlander in de regio. Typisch voor Conrad begint het verhaal middenin en is de openingsscène filmisch met een Almayer die uitkijkt op de rivier Pantai, wachtend op Dain. Wat hij graag wil, lees je al meteen op de eerste pagina’s.

Kaspar Almayer hield zich in gedachten vaak met goud bezig, goud dat hem niet gelukt was te bemachtigen, goud dat de anderen hadden bemachtigd – met bedrog, natuurlijk – of goud dat hij nog van plan was te bemachtigen door middel van zijn eigen eerlijke inspanningen, voor hemzelf en voor Nina.

Nina is Almayers oogappel. Hij hoopt op een dag met zijn dochter in Europa te wonen, waar niemand haar andere huidskleur zou zien. Zijn hoop is gevestigd op Dain, die voor hem op zoek is naar Lingards fameuze goud. Maar de dingen lopen weer niet zoals Almayer het gewild had. Want Almayer is een dromer, die niet vooruit te branden is. In Amsterdam en Europa is hij overigens nog nooit geweest. Bovendien kent hij Nina niet. Weet hij niet wat er in haar hoofd omgaat.

Nina lijdt onder haar afkomst. Is zij Europees? Of is zij Maleisisch? Voor haar vader zou zij haar Europese kant moeten omarmen, voor haar moeder de Aziatische. Alleszins is zij – opmerkelijk voor de tijd waarin dit verhaal speelt – een assertieve, weliswaar stille vrouw. Een jonge vrouw die haar eigen keuzes maakt.

Dan is er mevrouw Almayer. Zij vertrouwt de blanken voor geen meter. Net als haar man is zij geobsedeerd door goud. Goud, dat ze in tegenstelling tot haar man wel in handen krijgt en weet te behouden.

‘Almayers luchtkasteel’ gaat over de botsing tussen culturen door onder meer het conflict tussen de Europese vader en de Aziatische moeder met als inzet: hun dochter. Dit in een setting, waarin Conrad oog had voor de politieke realiteit in Nederlands-Indië met een bevolking die zich stilletjes aan opmaakt voor hun recht op zelfbeschikking.

Oorspronkelijke titel: Almayer’s Folly
Jaar van publicatie: 1895.

Nederlandse vertaling: Marcel Otten.
Uitgeverij: L.J. Veen Klassiek
.

Een zomer in Venetië van Włodzimierz Odojewski

Zijn grootouders, ouders en tantes kenden Venetië alsof het hun eigen stad was. Enkel tante Barbara was nog nooit in Venetië geweest. Zij was zelfs nog nooit buiten Polen geweest. Toch kon ze urenlang over Venetië vertellen.

Aan het begin van de zomer van 1939 zou hij met zijn moeder naar Venetië gaan. Hij had ter voorbereiding van die reis een stuk of tien boeken over Venetië gelezen. Ook had hij foto’s geknipt uit tijdschriften en de namen van de straten en kanalen uit zijn hoofd geleerd. De koffers waren al ingepakt. De treinkaartjes gereserveerd.

Het was nooit bij Marek opgekomen dat volwassen makkelijk terugkwamen op hun beloftes. De reis naar Venetië was voor hem een vanzelfsprekendheid. Maar mama vertelde hem dat ze de reis waarschijnlijk zouden uitstellen. Toen zijn broer Wiktor op kamp ging, deed mama onbegrijpelijk moeilijk.

Doordat zoveel onuitgesproken bleef en hij niet kon geloven dat ze niet zouden afreizen naar Venetië, leefde hij in groeiende angst. Tenslotte vertrokken ze, weliswaar niet naar Venetië, maar naar de villa van tante Weronika. Een beslissing die Marek niet snapte. Want mama vond tante Weronika een gek mens. Hij verstond nog steeds niet waarom hun reis naar Venetië niet doorging. Blijkbaar dreigde er gevaar. Maar welk gevaar? Hij was bijna tien en geen bangerik.

Een man van onbestemde leeftijd mijmert over wanneer hij voor het eerst over Venetië hoorde. En dat hij nooit precies heeft kunnen zeggen wanneer. Als lezer reis je geruisloos van heden naar verleden. Want wat volgt zijn niet de herinneringen van een volwassene die terugkijkt, maar die van een kind van bijna tien.

Vertelperspectieven vanuit een kind hebben vaak iets gekunsteld. ‘Een zomer in Venetië’ vertelt echter een authentiek, helder en krachtig verhaal van een bijna tienjarige. Een kind dat er niets van snapte. Totdat zijn broer Wiktor grijs van het stof en vuil op een ochtend aanbelde bij tante Weronika’s villa. En hij en zijn nichtje Karola begrepen dat het al drie of vier dagen oorlog was. Over oorlog had hij al gelezen, dus hij kon er zich iets bij voorstellen. En uiteraard was hij bang.

Toen hij met Karola en de huisbewaarder van zijn tante kisten met appels wegbracht, kwam de oorlog wel heel dichtbij…

En pas later, toen ze van de brug weer de weg op waren gereden, begreep hij waarom de beide stromen mensen, dieren, motoren en spullen die hij eerder had gezien plotseling waren stilgevallen. Want ze naderden de plek waar de bom was ingeslagen. Hij zag dode paarden, die al waren losgesneden van het borsttuig en schoftstuk en door soldaten gehaast naar de berm waren gesleept, sommige uiteengereten door shrapnels; hij zag een opstopping van wagens, waaromheen een mensenmassa dromde, en liggende en rennende mensen die met bloed waren besmeurd.

Intussen was de kelder van tante Weronica’s villa vol water gelopen en verklaarde tante Barbara dat ze naar Venetië zouden gaan. De dag nadat hij met de oorlogsgruwel was geconfronteerd, brachten de volwassenen tafels, kasten en naaimachines naar de kelder. Hier deden ze dienst als eilanden die werden verbonden via planken, strijkplanken en kleinere tafels. Kasten en schappen tegen de muren waren huizen en palazzi. Een pingpongtafel was het San Marcoplein. Wastobbes gondels. De trap een haven.

En zo reisde Marek dan toch nog naar Venetië in die zomer toen de oorlog uitbrak.

Oorspronkelijke titel: Sezon w Wenecji.
Jaar van publicatie: 2000.

Copyright vertaling © 2019 Charlotte Pothuizen/Em. Querido’s Uitgeverij.

De schrijver-arts

“De geneeskunde is mijn wettige echtgenote en de literatuur mijn minnares. Als ik de één beu ben, breng ik de nacht door met de ander. Het is misschien een beetje wanordelijk maar in ieder geval niet eentonig”. Zo schreef Anton Tsjechov (1860-1904) aan een vriend in 1888. Twee jaar daarvoor, op zesentwintigjarige leeftijd had hij zich volledig gestort op de literatuur. Dit was nadat schrijver Dimitri Grigorovitsj (1822-1899) de hoge kwaliteit van zijn verhalen herkende en hem de raad gaf zijn talent serieus te nemen. Schrijven deed Tsjechov al als adolescent. Deze liefhebberij hielp hem immers om zijn familie te onderhouden en zijn studies te betalen.

Schrijven als broodwinning.

Anton Pavlovitsj Tsjechov werd geboren op 29 januari 1860 in de Zuid-Russische havenstad Taganrog, als derde van zes kinderen. Al op zijn achtste verwierf hij een reputatie voor satirische opmerkingen en grappen. Als tiener begon hij met het schrijven van kleine anekdotes en speelde hij amateurtoneel.

Het talent voor het vertellen van verhalen had hij van zijn moeder Yevgeniya. Vader Pavel was kruidenier en een diep gelovig man. Toen de kruidenierszaak in 1875 failliet ging, vluchtte de familie naar Moskou. Tsjechov bleef evenwel in Taganrog achter om zijn gymnasium af te maken. Drie jaar later vervoegde hij zijn familie in Moskou. Dankzij een beurs startte hij aan de universiteit met studies geneeskunde. Omdat de familie in armoede leefde, begon hij onder verschillende pseudoniemen kortverhalen voor tijdschriften te schrijven.

Door die kortverhalen en hun succes kon de familie in 1883 naar een betere woning verhuizen. Meer dan honderd kortverhalen van Tsjechov waren toen al gepubliceerd. Ook na zijn afstuderen in 1884 bleef hij schrijven. Naast verhalen schreef hij zijn enige roman ‘Drama op de jacht’, die als feuilleton verscheen in een krant. In datzelfde jaar verscheen een eerste verhalenbundel. Intussen werkte hij als arts in een ziekenhuis nabij Moskou.

Betere schrijver dankzij de geneeskunde.

Als arts verdiende Tsjechov weinig. Hij behandelde namelijk veel patiënten gratis. Officieel stopte hij als dokter in 1889, maar bleef evenwel mensen gratis behandelen. Ook meldde hij zich in 1892 als arts bij de bestrijding van een cholera-epidemie. Verder schreef hij veel kortverhalen over artsen. Hij was ervan overtuigd dat zijn studies en zijn werk als arts hem hadden verrijkt. Als arts kreeg hij immers te maken met ellende, ziekte en de dood. Het contact met zijn patiënten had een betere schrijver en observator van hem gemaakt.

In 1890 bracht hij drie maanden door in de Russische strafkolonie Sachalin. Hij wou het leven van de gevangenen observeren en hen interviewen. Later hielp hij de gevangenen van Sachalin met het oprichten van weeshuizen. De kolonie kampte namelijk met een groot aantal kinderen, veelal geboren uit prostitutie.

Poesjkinprijs en het psychologisch realisme.

Een keerpunt in zijn schrijversloopbaan was de Poesjkinprijs die hij kreeg voor zijn verhaal ‘De steppe’ uit 1888. ‘De steppe’ was daarenboven het eerste verhaal dat in een literair tijdschrift verscheen. Dit keerpunt viel samen met zijn hoogtepunt als verteller van kortverhalen. De 58 verhalen die hij nog tot aan zijn dood zou schrijven zouden hem een speciale plaats in de wereldliteratuur geven.

Rond diezelfde periode begon hij zijn eerste stappen te zetten als toneelschrijver. Hij zou pas in 1896 doorbreken met zijn toneelstukken. Met ‘De meeuw’, ‘De kersentuin’, ‘Oom Vanja’ en ‘Drie zusters’ zag het psychologisch realisme het levenslicht in het theater. Een kentering op de bühne. Toneelliefhebbers waren gewoon aan verhalen over edele, rijken en vorsten. Tsjechov daarentegen wou herkenbare en gewone mensen in hun huiselijke kring op de planken.

Op 25 mei 1901 trouwde Tsjechov met een succesvolle actrice uit zijn toneelstukken, Olga Knipper.

Arts, schrijver en patiënt.

Vanaf 1903 ging het met zijn gezondheid bergaf. Hoewel hij al sinds december 1884 bloed opgaf, kreeg hij in 1897 de diagnose, tuberculose. Volgens de medische inzichten in die tijd was een verblijf in een mediterraan klimaat de enige remedie. Ofschoon Tsjechov na zijn diagnose naar Frankrijk vertrok, reisde hij regelmatig naar Rusland. Een verblijf in Moskou tijdens de winter zat er helaas niet meer in.

Op 1 juli 1904 stierf Tsjechov in het Duitse kuuroord Badenweiler aan tuberculose in de armen van zijn vrouw. Net voor zijn dood had hij nog een glas champagne gedronken. Tsjechov wist dat zijn Duitse collega’s champagne gaven als het einde naderde en er voor de patiënt geen remedie meer was. Zijn laatste woorden waren bijgevolg: “het is lang geleden dat ik champagne dronk.”

De foto bij dit blog is van een schilderij van Osip Braz. Dit werk is in het publieke domein.

%d bloggers liken dit: