
De laatste jaren komen er opvallend veel boeken op de markt van vergeten schrijfsters uit de twintigste eeuw. Zo’n vergeten schrijfster is Bette Howland (1937-2017). Haar debuut ‘W-3’ (uit 1974) is vorig jaar voor het eerst in het Nederlands vertaald als ‘Paviljoen 3’. Naast deze roman schreef ze nog twee verhalenbundels.
Dat ‘Paviljoen 3’ uit het vergeetboek is gehaald, is dankzij Brigid Hughes, redacteur van een literair tijdschrift. Ze vond Howlands debuut toevallig in 2015 in een kar met afgeprijsde fictie. Op de achterflap viel haar een quote voor aanprijzing op van Nobelprijswinnaar voor literatuur Saul Bellow (1915-2005). Het was niet enkel Bellows aanprijzing dat haar aansprak, een vlugge glimp in het boek en een intrigerende zin van de schrijfster deed de rest.
Eens het boek gelezen, wou ze Howland terugvinden. Ze wist de jongste zoon van Howland op te sporen. Die vertelde haar dat zijn moeder dement was. Hij bezorgde haar ongepubliceerd materiaal en zijn moeders correspondentie met Bellow.
Bellow en Howland waren goed bevriend, ze correspondeerden meer dan 30 jaar met elkaar en waren occasioneel geliefden. Het was trouwens in Bellows appartement dat Howland in 1968 een overdosis slaappillen nam. Na haar redding mocht ze kiezen: een opname in een psychiatrische kliniek of een verblijf in de gevangenis.
Met ‘Paviljoen 3’ zette ze haar opname in die kliniek op papier. Haar memoires over die tijd bestaan hoofdzakelijk uit observaties van andere patiënten en hun verhalen. En die verhalen en observaties beginnen na een tijd te vervelen.
Met betrekking tot haar persoonlijke situatie haalt ze weliswaar een aantal dingen aan: hoe ze als gescheiden vrouw met twee kinderen haar best doet om rond te komen van een parttime baantje als bibliothecaresse. Ook weet ze – subliem – op 1 pagina haar relatie met haar moeder over te brengen. Een moeder die het lastig heeft met de gescheiden status van haar dochter. En als lezer kun je je wel iets voorstellen – je ziet de zaadjes die allicht tot haar wanhoopsdaad hebben geleid, maar het komt niet tot bloei. Hoewel ze suggereert, dat ze meer toe was aan zo’n opname dan ze dacht, maakt ze het niet hard. Je komt niets te weten over wat voorafgegaan is aan haar opname, dan enkel dat ze al een aantal keer in het ziekenhuis was opgenomen.
Wat er ook gebeurt, er is altijd een sterkere angst: dat je je verstand verliest.
Ik vind het altijd jammer om een boek te lezen waar je onvoldoende uithaalt. Of dat onbevredigend is. Niettegenstaande vind ik het lovenwaardig dat er aandacht is voor vergeten schrijfsters uit de twintigste eeuw. Want vrouwelijke kunstenaars blijven net iets te vaak onder de radar.
Oorspronkelijke titel: W-3
Jaar van publicatie: 1974.
Copyright Nederlandse vertaling © 2022 Barbara de Lange.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.