
Slot Strmol, Slovenië. Hier woonde van 1936 tot 1944 het echtpaar Hribar. Hij, Rado was een rijke bankier en industrieel. Zij, Ksenija was een eigenzinnige vrijgevochten vrouw. Het kosmopolitisch echtpaar nodigde graag gasten uit. Ook tijdens de oorlog bleven ze binnen- en buitenlandse gasten ontvangen. Op een januarinacht in 1944 verdween het paar onder mysterieuze omstandigheden.
“Ze kwamen in de winter, als wolven in de nacht. Ze waren ongeveer met zijn tienen, misschien nog meer, en allemaal gewapend.”
Het verhaal van het echtpaar Hribar inspireerde Jančar tot het schrijven van ‘Die nacht zag ik haar’. De titel van het boek is ook de openingszin van zijn verhaal rond Veronika Zarnik. Veronika is een onalledaagse vrouw in onalledaagse tijden. Het eerste hoofdstuk speelt zich grotendeels voor de oorlog af, en zet de toon voor de rest van het verhaal. Aanvankelijk leer je Veronika kennen via haar minnaar. Hij is maar een van de vijf mensen die je meer vertellen over de mysterieuze verdwijning van het echtpaar Zarnik voor, tijdens en na die nacht in januari. De verhalen overlappen elkaar gedeeltelijk. Maar vullen elkaar vooral aan.
Doordat de vertellers hun verhaal in ik-perspectief vertellen, vertellen ze wat ze kwijt willen, en dat is niet altijd de waarheid. Soms is het makkelijker om te stellen dat het nu eenmaal oorlog was, en er dingen uit de hand liepen. Knap is hoe de auteur elke verteller een eigen stem gaf. Kortom: ‘Die nacht zag ik haar’ is een meer dan geslaagd verhaal over kleine en grote menselijke thema’s. Het verhaal gaat namelijk niet alleen over ons onfortuinlijk echtpaar, maar ook over de situatie in Slovenië en Joegoslavië tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Sloveen schreef met ‘Die nacht zag ik haar’ een pareltje, dat een ruim publiek verdient.
Oorspronkelijke titel: To noč sem jo videl.
Datum van publicatie: 2010.
Uitgegeven bij Singel Uitgeverijen. Vertaald door Roel Schuyt.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.