Een zomer in Venetië van Włodzimierz Odojewski

Zijn grootouders, ouders en tantes kenden Venetië alsof het hun eigen stad was. Enkel tante Barbara was nog nooit in Venetië geweest. Zij was zelfs nog nooit buiten Polen geweest. Toch kon ze urenlang over Venetië vertellen.

Aan het begin van de zomer van 1939 zou hij met zijn moeder naar Venetië gaan. Hij had ter voorbereiding van die reis een stuk of tien boeken over Venetië gelezen. Ook had hij foto’s geknipt uit tijdschriften en de namen van de straten en kanalen uit zijn hoofd geleerd. De koffers waren al ingepakt. De treinkaartjes gereserveerd.

Het was nooit bij Marek opgekomen dat volwassen makkelijk terugkwamen op hun beloftes. De reis naar Venetië was voor hem een vanzelfsprekendheid. Maar mama vertelde hem dat ze de reis waarschijnlijk zouden uitstellen. Toen zijn broer Wiktor op kamp ging, deed mama onbegrijpelijk moeilijk.

Doordat zoveel onuitgesproken bleef en hij niet kon geloven dat ze niet zouden afreizen naar Venetië, leefde hij in groeiende angst. Tenslotte vertrokken ze, weliswaar niet naar Venetië, maar naar de villa van tante Weronika. Een beslissing die Marek niet snapte. Want mama vond tante Weronika een gek mens. Hij verstond nog steeds niet waarom hun reis naar Venetië niet doorging. Blijkbaar dreigde er gevaar. Maar welk gevaar? Hij was bijna tien en geen bangerik.

Een man van onbestemde leeftijd mijmert over wanneer hij voor het eerst over Venetië hoorde. En dat hij nooit precies heeft kunnen zeggen wanneer. Als lezer reis je geruisloos van heden naar verleden. Want wat volgt zijn niet de herinneringen van een volwassene die terugkijkt, maar die van een kind van bijna tien.

Vertelperspectieven vanuit een kind hebben vaak iets gekunsteld. ‘Een zomer in Venetië’ vertelt echter een authentiek, helder en krachtig verhaal van een bijna tienjarige. Een kind dat er niets van snapte. Totdat zijn broer Wiktor grijs van het stof en vuil op een ochtend aanbelde bij tante Weronika’s villa. En hij en zijn nichtje Karola begrepen dat het al drie of vier dagen oorlog was. Over oorlog had hij al gelezen, dus hij kon er zich iets bij voorstellen. En uiteraard was hij bang.

Toen hij met Karola en de huisbewaarder van zijn tante kisten met appels wegbracht, kwam de oorlog wel heel dichtbij…

En pas later, toen ze van de brug weer de weg op waren gereden, begreep hij waarom de beide stromen mensen, dieren, motoren en spullen die hij eerder had gezien plotseling waren stilgevallen. Want ze naderden de plek waar de bom was ingeslagen. Hij zag dode paarden, die al waren losgesneden van het borsttuig en schoftstuk en door soldaten gehaast naar de berm waren gesleept, sommige uiteengereten door shrapnels; hij zag een opstopping van wagens, waaromheen een mensenmassa dromde, en liggende en rennende mensen die met bloed waren besmeurd.

Intussen was de kelder van tante Weronica’s villa vol water gelopen en verklaarde tante Barbara dat ze naar Venetië zouden gaan. De dag nadat hij met de oorlogsgruwel was geconfronteerd, brachten de volwassenen tafels, kasten en naaimachines naar de kelder. Hier deden ze dienst als eilanden die werden verbonden via planken, strijkplanken en kleinere tafels. Kasten en schappen tegen de muren waren huizen en palazzi. Een pingpongtafel was het San Marcoplein. Wastobbes gondels. De trap een haven.

En zo reisde Marek dan toch nog naar Venetië in die zomer toen de oorlog uitbrak.

Oorspronkelijke titel: Sezon w Wenecji.
Jaar van publicatie: 2000.

Copyright vertaling © 2019 Charlotte Pothuizen/Em. Querido’s Uitgeverij.

Gepubliceerd door daniellecobbaertbe

Ik lees en schrijf graag. ‘Boeken’ is mijn excuus om nieuwsgierig rond te lopen in de wondere wereld van de letteren. En me te vergapen aan de rijkheid en diversiteit van het geschreven woord.

%d bloggers liken dit: