
Vivien Kovacs’ vader is vorige week overleden. Op weg naar Benson Court en de flat van haar vader moet Vivien omlopen. Zo komt ze voor het eerst sinds jaren voorbij de kledingwinkel in Seymour Street. Ze ziet het trieste bordje dat de opheffing aankondigt. Achter de toonbank staat Eunice. Het is dertig jaar geleden sinds ze haar voor het laatst zag. In een impuls stapt ze naar binnen. Eunice herkent haar en bezorgt haar een koopje. Tijdens het afrekenen loopt het mis. De oude wrijvingen tussen beide zijn intussen naar boven gekomen. Voor Eunice is Vivien nog steeds het bemoeizieke nichtje van haar grote liefde, Sándor Kovacs en de oorzaak van zijn voortijdige dood.
Aangekomen in de flat van haar vader loopt Vivien naar de kleerkast van haar moeder. Hier vindt ze de doos met de serie cassettebandjes en de vellen papier waarop ze het leven van haar oom had uitgetikt. Haar oom had haar in dienst genomen, om haar zijn leven en dat van haar familie te vertellen. Via hem kreeg ze op haar vijfentwintigste een identiteit. Ze voelde zich meer verwant met hem, dan met haar vader.
Haar ouders waren rare excentrieke Oost-Europeanen met wonderlijke opvattingen. Als jongvolwassene had Vivien het daar moeilijk mee. Haar ouders leefden als muizen teruggetrokken in hun flatje. Een flatje, waar ze bij aankomst in Londen ingetrokken waren, en waar ze heel hun leven bleven wonen. Ze lieten hun dochter dopen in de Anglicaanse kerk, gaven haar echter nooit een sok om haar kerstcadeaus in te steken, want zij waren joods.
In ‘De kleren die we dragen’ krijg je een verhaal volgens een gekend stramien: vrouw van middelbare leeftijd kijkt terug op haar leven naar aanleiding van de dood van haar vader. Centraal staat die zomer, waarin ze haar oom leerde kennen en een moeilijke periode doormaakte. Een zomer waarin ook het extreemrechtse National Front opkwam. Uiteraard legt de auteur een link met wat Viviens oom tijdens de Tweede Wereldoorlog in Hongarije had meegemaakt, maar louter om Viviens gedrag te duiden, want het oorlogsgegeven blijft op de achtergrond. Eigenlijk vertelt ‘De kleren die we dragen’ een coming of age verhaal, waarin kleding een hulpmiddel is om iemand anders te worden: de hippie, de punker, de skinhead. Het is iets dat ervoor zorgt dat je ergens bij kan horen. Een belangrijk gegeven overigens in de tijd waarin het verhaal zich grotendeels afspeelt, namelijk de jaren zeventig in Londen. Een roerige periode, waarin een jonge vrouw zichzelf probeert te vinden, vaak aan de zelfkant van de maatschappij, net als haar oom. Ondanks die kleren kan zij echter niets veranderen aan de kleur van haar huid.
Naast de zoekende Vivien, het ik-personage, is ‘De kleren die we dragen’ een verhaal over de confrontatie tussen twee broers. Niet alleen weet de schrijfster de sfeer van die tijd en de familiedynamiek weer te geven, ze weet je ook in haar prachtig geschreven en heerlijk vertelde roman aan te zetten tot denken.
“Weet je, je bent een vrouw die graag om de vijf minuten een ander gezicht opzet, alsof jij een nieuwe jurk aantrekt, terwijl dat helemaal niet hoeft, want jij bent zo mooi van jouzelf, met jouw eigen gezicht.”
Oorspronkelijke titel: The Clothes On Their Backs.
Jaar van publicatie: 2008.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.